De gemeente Vlissingen laat opnieuw zien hoe ver ze bereid is te gaan om het midden- en kleinbedrijf in de binnenstad onder druk te zetten. Een recent besluit van Wethouder Boonman heeft ertoe geleid dat gevestigde ondernemers — waaronder een lokale slager met een jarenlange staat van dienst — niet langer kunnen parkeren in het centrum. Zijn dagelijkse bezorging van vleespakketten en catering wordt hierdoor praktisch onmogelijk. En het argument van de wethouder? “Ondernemersrisico.”
Laat dat even bezinken.
📉 Van fatsoenlijk ondernemersklimaat naar regelzuchtige obstructie
Een ondernemer die vleeswaren levert aan klanten heeft zich te houden aan strikte voedselveiligheidsnormen, zoals de HACCP-regels. Die regels zijn er niet voor niets. Transport van bederfelijke waar moet snel, gecontroleerd en zonder onnodig tijdverlies verlopen. Wanneer een gemeente echter het laden en lossen onmogelijk maakt door ondernemers op te leggen meer dan een kwartier te voet met gekoelde producten af te leggen, dan is dat niet slechts hinderlijk — het is een directe ondermijning van de bedrijfsvoering.
Wat hier speelt is geen “ondernemersrisico”, maar een klassieke casus van onevenredig overheidsoptreden.
⚖️ Evenredigheidsbeginsel en het bestuursrecht
In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is sinds de herziening van artikel 3:4 lid 2 helder opgenomen:
> “De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.”
Dit betekent dat beleidsmaatregelen niet zwaarder mogen drukken op burgers of ondernemers dan noodzakelijk is. Als een parkeermaatregel een ondernemer de mogelijkheid ontneemt om zijn kerntaak — het leveren van voedsel — nog veilig uit te voeren, dan is dat een disproportionele ingreep.
📜 Vertrouwensbeginsel met voeten getreden
De ondernemer in kwestie heeft jarenlang gebruik kunnen maken van parkeermogelijkheden die essentieel zijn voor zijn bedrijfsvoering. Die praktijk vormde een gerechtvaardigd vertrouwen dat hij zijn bedrijfsactiviteiten op verantwoorde wijze mocht voortzetten. Dat vertrouwen is door het eenzijdige ingrijpen van Wethouder Boonman op grove wijze doorbroken, zonder overgangsperiode, zonder alternatieve voorzieningen, en zonder inspraak.
Dit is in strijd met het vertrouwensbeginsel, een kernbeginsel binnen het bestuursrecht.
💰 Nadeelcompensatie is géén gunst, maar een recht
Zelfs als het beleid formeel rechtmatig is, ontstaat de vraag: waarom moet een gevestigde ondernemer de prijs betalen voor een beleidswijziging die hem onevenredig raakt?
Volgens het leerstuk van nadeelcompensatie (artikel 4:126 e.v. Awb) heeft de slager mogelijk recht op vergoeding van schade die hij lijdt, zolang:
– het besluit rechtmatig is,
– de schade onevenredig is,
– en hij behoort tot een beperkte groep die specifiek getroffen is.
Deze regeling is er expliciet om te voorkomen dat een individuele ondernemer de lasten draagt van een algemeen belang.
🚫 Geen visie, geen dialoog
Wat extra wringt: het parkeerbeleid is top-down doorgevoerd, zonder overleg met de ondernemers die het raakt. Dat getuigt niet alleen van bestuurlijke kilte, maar ook van een gebrek aan visie. In plaats van de binnenstad vitaal en leefbaar te maken, wordt een ambachtelijke slager — een hoeksteen van lokaal ondernemerschap — naar de rand van de stad geduwd, letterlijk en figuurlijk.
✍️ Conclusie: dit is geen ondernemersrisico, dit is bestuurlijk falen
Wethouder Boonman verbergt zich achter het vage begrip “ondernemersrisico”, maar het bestuursrecht is helder: overheidsbeleid mag niet zonder meer de bestaansgrond van een ondernemer ondermijnen. Zeker niet als dat beleid disproportioneel is, voedselveiligheid in gevaar brengt en zonder overgang of maatwerk wordt ingevoerd.
De slager doet er goed aan:
– Bezwaar te maken tegen dit besluit,
– Nadeelcompensatie te claimen, en
– desnoods via een voorlopige voorziening de uitvoering van het beleid aan te vechten bij de bestuursrechter.
Als dit “ondernemersrisico” is, dan is het einde zoek voor elke ondernemer in Vlissingen.